Model Monique draagt een knalgele stroatrok. Deze is geverfd met dahlia’s van Floralia. Ooit was dit een tafellaken. Hierin is patchwork verwerkt. Oude lapjes krijgen een tweede leven.
De vier rokken, tussenrokken, deden dienst als onderrokken. Een duurzaam gebruik. Bij de opkomst van de voeringstoffen verdween de onderrok. Ze zijn geverfd met eikenbladeren, hennepnetel en boerenwormkruid. De gehaakte streepjes van de baaienrok met gulden roede. Er zijn geen ritsen maar splitjes als sluiting verwerkt.
Op het t-shirt, een eco print zijn o.a. afdrukken van eikenblad te vinden.
De kleding van model Evelien is geverfd met onder andere bloemen van de vlinderstruik en rode ui schillen.
Een viertal schortrokken worden over elkaar gedragen. Vroeger was het heel gebruikelijk dat vrouwen schorten droegen om de kleding te beschermen. Het bovenste schort dient hier ook als omslagdoek.
Zowel bij de stoffen als het t-shirt is gebruik gemaakt van het eco printen. Een procedé waar bladeren een afdruk en/of kleur achterlaten op stof.
Hier is de noadzak geëvolueerd tot schoudertasje.
Kaardenbollen krijgen een functie als halssieraad.
Hier zien we model Monique met een borstrok. Deze werd tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw nog gedragen. Gebreid in blokmotief met in dahlia geverfd katoenen garen. De gedraaide koordjes zijn met kleine hoefblad geverfd. Eronder wordt een traditioneel met dahlia geverfd hemd gedragen.
De lösse bokse, open onderbroek- zonder kruis, is een verwijzing naar een gelukkig verdwenen stuk lingerie.
De transparante met hennepnetel geverfde rok is getamboereerd en geborduurd met korenaren motieven.
Het mutsje is een afgeleide van de oude knipmuts. Het is gemaakt van een jutezak.
Bij een zondagse dracht hoort een stoffen tasje met tasbeugel. Het jutetasje hangt zoals gebruikelijk aan de rok.
Van jutezakken werden vroeger schorten voor op de deel gemaakt.
Op de sluier van het mutsje zijn korenaren genaaid. Als verwijzing naar het belang van de graanteelt voor Borne en Twente.
Lösse bokse heet ook lös hoes in het Twents
Model Jolanda draagt een zacht gele plissé stroatrok.
De Twentse knipmutsen zijn een inspiratiebron geweest.
Ook in de rechtermouw en de hybride noadzak is dit terug te zien.
Plissé waren plooien met een eigen wil. Het wordt gesteven met ouderwets rijststijfsel. Ooit was dit in eerder ieder huishouden te vinden. De hybride noadzak is een voorloper van de zak die wij nu kennen in onze kledingstukken.
Bij de groene jurk is gebruikt gemaakt van de tye dye techniek. Om de vouwen van de blokpatronen in ouderwetse zondagse boeren schorten na te bootsen.
Model Maja heeft een antracietkleurige stroatrok aan. De stroatrok werd over meerdere rokken gedragen. Als een vrouw op straat liep kon ze de achterkant van haar rok over haar hoofd heen trekken. In de hoop minder snel herkend te worden. Vergelijkbaar met de huidige hoodies?
De stof is geverfd met eikels.
Er zijn gele monogrammen op geborduurd om de naam van de maakster vast te leggen of het eigendom te benadrukken bij het op de bleek leggen.
Op de onderste rokken zijn gekleurde lijnen genaaid.
Het t-shirt is geverfd met eco print.
De noadzak was de voorloper van een zak in een kledingstuk. Vrouwen mochten vroeger niet hun handen in de zakken steken. We zien hier met dahlia geverfde delen van een beddensprei rondom nieuwerwetse noadzakken.
Een gesteven gehaakt collier met kaardenbol wordt als halssieraad gedragen. Kaardenbollen werden vroeger gebruikt voor het kaarden van vlas en wol.
Noadzak heet in Twente ook wel tessezak.